Vasculair of nauwgezette vaten

Onze aders die aan het kemelen zijt, onreinig is uw staat, het slip kome, uw dril geschiede op waarde als het gewemel.
Geef ons heden ons maagdelijk brood, en vergeef ons onze bulten, gelijk wij voeten vegen aan onze zultenaren. En splijt ons niet tot verstoring, maar ontknoop ons in de vaten.

Limburggevoel

Is het Limburggewoel overgegaan in het Limburggevoel? Er is al veel (be)toogpraat over getapt, maar kwam het nu uit het juiste praatje? Zelfs een gieter heeft meer gaatjes.

Limburg is een aan Bokrijk grenzend gebied, zoals men vanuit de provincie het domein Bokrijk vooreerst laat liggen in Limburg en tweedens pas in Genk. Mogelijk zoals sommige Bokrijkenaren droomden van een republiekje tussen de rest in. Eens van Godsheide afgekapt.

Limburg werd nogal stiefmoederlijk behandeld, onder andere door keivoorbeeld Brussel of Luik. Om een begin te maken. Maar wordt steeds vervolgd.

Een achteruitgesteld gebied. Evenzeer met getransformeerde domme-blondjes-moppen, als het zoveelste kleurtje van de Limburgse tegenboog.

Mijnen werden als zwart goud verzilverd. Ford wijst de weg, maar ook de beste autonavigatie zal het niet meer oplossen. Met ook de poenscheppers als All Invest I, II en drie tot wat dit allemaal geleid heeft. Later een tweede Europese adem. Maar iedereen die in de put zat, werd niet als mijnwerker betaald. Herinner u of ken ook de oude borden “De Limburgers heten u welkom”, waar het eveneens zweten was. Maar nooit heb ik Limburgers horen bidden: Snik voor ons!

Het reconversiegeld is wel deels om zeep geholpen door tafelschuimers en misschien later wat uit verband gerukt ter ere van de Smaak en Ambiorix, in een soort HATO-project. Het lamenteren voordien met een ja of een neen voor een ERC-nederzetting, bracht tien jaar stilstand als achteruitgang en goudaderlating. Eilandvorming is gevaarlijk zonder te kunnen zwemmen. Vooral als je het geld er niet of niet meer voor hebt.

Veel vroeger heeft Knack, – met of zonder een uitgesproken k gelijk bij knock-out en niet bij een gewone knakworst – nog onder hoofredacteur Frans Verleyen en ongesust, eens een uitvoerige campagne en voorts een niet-historische enquête gedaan, naar het wel en het wee van Limburg en wat er allemaal achter zat en evenzeer in godsnaam. Een beetje met Het Belang van Limburg. Later zouden wellicht meer commerciële turnoefeningen volgen.

Het Belang dat Limburg leerde na Hendrik Conscience de Limburgers lezen, van telex naar Tenax, van fax naar mail en het net. Destijds uitgeleynd, later opeens door een mislukte Krant alerter gemaakt, verder even een weinig van r.-k. tot r.k., of van rooms katholiek naar rood kapittel.

Als Het Gezang van Limburg, onder meer omdat een teckel als hond door Limburgers langer wordt uitgesproken. Of als Het Behang van Limburg, van kleurrijke bloemen, maar bijwijlen van verdriet. Of als Het Gedrang van Limburg, tevens mogelijk bij gratis uitdelen van aardbeien, tassen en friet. Teveel om te benoemen, wat ook dit blad zich op de hals haalt. Ter bandhaving.

Het BvL, het Bestand van Lancering, om al een en ander te benamen: één provinciekrant, één provincieradio 2 en één provincietelevisie. Een Limburgse drievuldigheid in de Limburgse haastliefde, aan te vullen met bijvoorbeeld alle soorten heiligen, flambouwen en fakkelmensen.

Dat Limburgers eens massaal kiezen, eerst voor de siroop en dan pas voor de boeken. Tja, dat is uitgelezen waar. Maar van de zovele peren die er gestoofd werden, daar mag mogelijk toch een oud siroopfabriek in Borgloon van overblijven. Of gelijk sommige Limburgers geduwd werden tot krankzinnigheid, zo is er nu terzijde van het oude gesticht, in Oud-Rekem een stukje hemel of paradijs van Limburg. Waar de appelen nog te pruimen zijn. Limburgers nog eens doortrappen per fiets.

Niet op zoek naar hét Limburggevoel, omdat ze dat al hebben. De hang naar Limburg. En vanwaar ze het ja dan neen halen? Zo een gouden ei leg je niet elke dag of te grabbel.

Verhuisbladen

De bladen vallen van de bomen. In de media het hele jaar door. Heb je geen papierberg nodig kan je het kwalijk geurtje vervangen door een keurmerk. Daarin wordt gesteld dat het dienblad van de informatiedrager komt uit goed beheerde bossen, gecontroleerde bronnen en gerecycled materiaal en dat het zeker is dat de productie niet heeft geleid tot bosvernietiging. Tarzan, wat een hoerwoudgeluiden! Love me, Jane.

In de kranten draait men nog wel eens gewervelde sukkeldieren, die men eens per jaar probeert te verkopen als aprilvis, maar er zijn tijden geweest dat de vismarkt de meest tweedehandse lezers had. De vis verdrinken in dagbladinkt. Maar tegenwoordig draait men er alles in.

Of de tijd nog geroken wordt van het kleine houten bakje aan de muur opgehangen met één schroef ter gepaste draaibeweging? Een vulgair kopie van een diepere sigarenkist, waarin het nieuws gesneden lag op de maat van een afleveringsbriefje van een wc-draaiboek. Zelfs toen kwam het oud nieuws al terug of opgefrommeld en terug gelijk gemaakt ter verzachting.

Kwam er volk dan oogde er al eens een wc-rol, maar de voor de rest aangewezen op de krantenbak. Iets vegen aan het nieuws is nooit veraf geweest. Nieuws met een hart kan nog, maar in de toiletdeur verdwenen. Met de wc-bril af worden de tijdingen nog steeds in de schoot geworpen.

De bladen zijn nerfachtiger geworden. Het gewicht van de tijd laat zich voelen. De uitgaven zijn verhuisbladen geworden. Permanente verhuisfirma’s  en natuurlijk ook van vuile lucht. Ze vervoeren niet exclusief de lezer, maar alles. De media van de grote waarheden zijn grootwarenhuis geworden. Supermacht in consumptie. Of elke lezer er iets aan heeft, dat is bijzaak gelijk de berichtgeving al eens dreigt te worden. Elk blad wil telkens zijn lezers verdienen. Of zich onmisbaar maken. Verslaven. Het is me wat. Ook escapisme.

De reclame voert regie. Wat je bijvoorbeeld zaterdags allemaal in je krant geduwd krijgt met bij- en kwijllagen. Boekjes om te hoeden, meteen als oud papier. Strotdank, dat je het zelf niet allemaal moet binnendoen of lezen. Van drukwerk gesproken. Gratis en voor niets.

Helaas, buiten ongevallen, pech of ziekten krijgen mensen graag iets. Als het maar voor niks is. Het stomunisme van het gratis. En of ze, de lezers, er echt iets mee kunnen doen? Variabel is de teller belangrijker dan de noemer of omgekeerd. Gegeven is gegeven en teruggevraagd is gestolen.

Gratis worst, aardbeien, friet, staaltjes van vrijgevigheid, of het het eerste exemplaar van een reeks koopjes. Boeken, cd’s, dvd’s, spullenhulp, frutsels en fratsen. Maar soms ook uitzonderlijke realisaties.

Gesmokkelde reclame, verborgen verleiders, product placement, infotainment van de eroverheid, mismeesterde af en toelagen, objectiviteitregels bijwijlen volgens een barcode van lichte zeden. Allemaal om de lezer extra te plezieren, de sector gezond te houden, omdat iedereen het doet.

De persdemocratie biedt lucht, krijgt genezersbrieven, netreacties waarvan fouten of krenkbeelden vaak meer opvallen. Steeds meer journalisten zitten liever aan de desk dan de kop in het nieuws te steken.

Waren de bladen maar meer voor het hart, minder voor het oud papier, papieren gezelligheid per aflevering, als vrienden die mogen kijven maar gretig leesbaar willen blijven.

 

 

Een eeuweling

 

Mijn moeder is 99 jaar. Ik hoef er niet eens meer oud bij te zetten. Al 99, een voormalige Shoe-Postprijs van de dood. Zij weet dat het beste niet meer moet komen of toch. Maar doet ze het of doet ze het niet? 100 worden. Ze is 99 jaar en 9 maanden en of ze nog een honderdje krijgt. Maar in ieder geval, het loopt al aardig in het honderd.

Mijn vader is sinds 1982 terug naar zijn door hem zelf benoemde schepper, maar zijn vrouw is sindsdien een doorzetter. Bij diens finale en na zijn verplichte opgave, had ze er wel even het noorden bij verloren, maar daarna kwamen de wijzen weer uit het oosten. Als je bij mijn vader de zwakke groente uithing, dan zwaaide er wat. Bij mijn moeder gewoon de scepter. Wij weten nog altijd niet of ze dat van haar zus heeft geleerd of het ouder zusje van haar.

Over haar keukengeheimen kom ik nog weinig te weet. Het zijn eerder toiletgeheimen geworden. Maar zij ziet dat anders. Het ouderdomsoog is artsen en opticiens te snel af. Een foptisch bedrog. Ze bekijkt haar bril niet meer. Maar toen ik gisteren haar de eindrooster van het kruiswoordraadsel voorhield, uit haar week blad, van haar kerk en leven, zag ze het weer even zitten. We hadden van het tienletterwoord kam…inde. Kamerlinde, flitste ze uit haar teletijduitvinding. Eergisteren kwam het in haar denkheester of zoekmachine niet meer voor. Ze lachte wat lazarus opgewekt. Niet lang geleden heeft ze nog aan mijn ezelsoor verteld dat ze te oud geworden was om nog te wenen.

Onze bezoeken zijn een kleine ceremonie geworden. Een processie van Echterschap, we gaan meer achteruit dan vooruit. Maar de ogen zeggen meer dan wij vroeger spraken. Wit-zwart uitgevoerd in blauw en bruin. Slechts twee letters gemeen, maar verankerd in maffe hoop. Doffe ogen, soms weer stralend van toch nog opdringerige tranen. En hoe hard ik ze ooit kon vinden, ligt ze nu fragiel in mijn armen, reikhalzend naar een interludium, maar met koud vuur. Want blijkt ze soms in een serre, ze heeft het meestal kil. Een slechte doorbloeding en ander moeilijk verkeer. File om te sterven. Als er nog iets dik in zit, zijn het haar voeten. De linker al korter bij het hart geraakt. De etalagebenenclub krijgt met het ach meer leden.

Elke dag vallen haar heiligen en kennissen af, gelijk de blaadjes van de almanak. Vandaag, 22 juni 2008, rood gedrukt. Dus een zondag. Zondag 22 juni 2008 van de bloeimaand. Nee, de rozenmaand. Zon op 5.29, onder 22.00 u. of de langste dag van het jaar, zomertijd inbegrepen. En dat zomeruur voelt ze nog aan of er aan geprutst is. Maar dan wordt het ernstig. De verwijsheiligen komen er aan. Ik lees haar voor: H. Paulinus van Nola, al gestorven in 431, ook al een oude en dan lacht ze grauw. Op de achterkant staan naamfeesten. Audrey, Marije, Marja, Miet en benamia. Black-outs en oude bekenden. Wie zal ze nog voornaam weten? Maaria en Mita. Nee, Mita wordt bij deze gedeclasseerd. Tenzij la mema het bij een volgende beurt weer goed vindt. De Methusalems blijven in regel het langst overeind. Heiligen en gewonen worden op een hoopje gegooid en met de haren erbij gesleept om toch nog een spier herinnering aan over te houden. Het halfmaandelijks links of rechts parkeren, is ook een teken aan de wand, terwijl er om haar eigen te kunnen stallen steeds minder plaats is. Toch kan een weerspreuk haar nog bekoren als het op het einde nog hetzelfde klinkt. Want anders vindt ze het ongerijmd. Haar meningen gaan reeds op per rolwagen, maar zijzelf houdt de staf vast. Voorts houdt ze helemaal niet van stokoud.

“Wat gaat er in oktober gebeuren?” vraag ik regelmatig, zoals ze haar nieuws herhaaldelijk vertelt als kakelvers. “Honderd!” “Wat honderd?” “Dan word ik honderd…” “Wanneer?” “De zesde” kirt ze lichtjes en ze toont met de linkerhand vijf vingers en rechts duimt ze zes, de vier andere ingetrokken om de halve lamme te camoufleren. “Wat zijt ge dan?” “Eeuweling…” Ze vergaapt zich even aan een lachje. “Ge zijt al wel een geeuweling!” En dan zegt het verslijt-me-nietje: ”Gij zijt goed, om me voor de zot te houden!”