De auto

Mijn vader wist niet wat hij met mij moest aanvangen en dat is nooit geëindigd.

Het zesde wiel aan de gezinswagen, dat was ik. Een reserve-eigen-familie-band is er niet meer bijgekomen, gezien de tafel der vermenigvuldiging waarschijnlijk geen proef op de mens nog kon maken. Mijn ouders zijn rijkelijk laat getrouwd en naarmate ik ouder ben geworden, valt het zeer te begrijpen. Ook de kinderen zijn geen bravertje van vier geworden. Een stamboom-verhaal met ook pijnscheuten.

Het belette mijn ouders niet van in 1958 een eigen expo van hun wereldje te geven in marketing en voorlichting, zeg maar het verkopen en kopen. Van een kindje of een auto. Zo vroegen ze het ons. Voor mij zat er weer een promotie in van het Zebedeus-statuut.

De rekening was snel gemaakt. Een zwarte Ford Taunus 15 M uit Lanklaar, maar niet lang klaar. In den beginne was pepa zo aangeschoten dat de speelgoed-heiligheid weer werd verzopen. De auto liet ons staan en wij konden te voet terug naar maf. De 15, mmm, voerde dan wel een kleine wereldbol als een mini-Atomium in de snuit, maar mijn vader wist er geen weg mee. Gelukkig, dat wij nooit verder hebben moeten zwalken dan de auto en mijn vader ons gereden hebben. Misschien hebben we destijds de eerste stappen gezet in de latere slogan: Ford wijst de weg.

Het werd een bijzondere dag toen mijn vader in één ruk ver had kunnen rijden zonder stilvallen. Na een fikse boswandeling eindigde de zondag voor ons, maar de sputteraar wilde weer niet starten. Tot een man in de buurt de miserie niet meer kon aanzien en horen en vriendelijk zijn motorfiets aanbood te leen. Dat maakt dat twee derde der familie te voet geparadeerd afdroop en vader-overste en benjamin naar huis reden: brommende. Alhoewel ik beter had gezongen dat we toffe jongens zijn. Maar ik had het liedje nog niet door. Slechts een trap van de toonladder. De helaasheid van zingen.

Had pa een te zware voet bij de startprocedure zijner wagen, bij het rijden en schakelen viel hij te licht uit. Ondanks het nooit versagen en al zijn potvermilles als vervloek-verpakking. Het zwarte kreng werd lui, zoals vader en zoon ook al een oog hadden. Eens moe, dan was er de slapstick van het slipoog. Maar mijn vader gaf nooit op, tot hij stierf. Niet in het klad, maar meteen heel in het echt.

Evenwel, daar kwam het moment dat een van de jonge, toffe neefjes, die pepa oud zijnd hadden leren autorijden, de ontgoocheling van zijn stootkar in de ogen zag. Vader, hij die altijd actief wilde zijn, had als vervoermiddel een luiaard. Een wagen die hem rolde. Besloten werd van met het neefje een proefrit te maken. En inderdaad, koning auto was vadsig geworden.

Het neefje was duidelijk geweest: het zou een autorally van Echternach worden ofwel zouden ze hem een rijlesje geven. Ofwel werd hij terug vief ofwel gaf de luxe voiture de geest. Motor-infarct. Wie niet horen wil, moet voelen. Was thuis een van de huiselijke preekwoorden. De stotteraar werd op hol gejaagd, de zweep erop, mores geleerd.

Stent noch een ander klep kon redding redden. Vader zocht een ruil-motor, maar een nieuwe machine heeft hem verlost. De hemel klaarde op. Wij liepen wat dat betreft minder blaren op. Intussen werd wel duidelijkheid geschapen over het eerdere, kleine ongeval met een motorrijder, waarbij deze zijn geleerde arm toch ongevraagd parkeerde op de linker wang van vaders auto. Het niet goed genoeg kunnen optrekken had hem parten gespeeld.

Mijn vader wist niet hij met mij moest beginnen. Daar is een heilige koe niets tegen. Niet voltijds autodidact.

 

Liefde

Onbeantwoorde liefde is het duidelijkste antwoord.

Gedachten

De meeste gedachten zijn niet raak, ze schieten woorden tekort.

 

Wet

De arm der wet zweet onder de oksels.